Levenscyclus van de kokerjuffer
Kokerjuffers zijn insecten die in het water leven. Ze zijn klein en worden vaak over het hoofd gezien. Specifiek aan de kokerjuffers is dat ze hun weke achterlijf beschermen met zelfgebouwde kokers van zand, fijn grind, stukken blad en takjes.
Het leven de de kokerjuffer
In het water van beken, sloten
en plassen krioelt het van
allerlei insecten en andere kleine dieren. Hier zitten veel bijzondere
dieren bij. Een van deze bijzondere insecten is de kokerjuffer. Kokerjuffers zijn
larven van schietmotten en danken hun naam aan de koker die ze ter
bescherming dragen.
In Nederland komen ongeveer 180 verschillende soorten kokerjuffers voor. Iedere soort kokerjuffer heeft zijn eigen voorkeur voor snelstromend, langzaam stromend of stilstaand water. In het water halen ze adem met behulp van kieuwen op hun achterlijf of via de huid. Kokerjuffers eten van alles. Sommige soorten schrapen algen van stenen, enkele soorten zijn zelfs gespecialiseerd in het eten van draadalgen. Andere soorten eten kleine stukken verteerd blad en het komt ook voor dat ze hun eigen soortgenoten of ander soorten waterdieren eten. Om te groeien vervellen de kokerjuffers ongeveer 5 keer. Als de kokerjuffers groot genoeg zijn, zo ongeveer na 10 of 11 maanden, verpoppen ze.
Functie en bouw van de koker
Kokerjuffers beschermen hun weke achterlijf en kieuwen met
een koker. Net als landslakken dragen de kokerjuffers een zelfgebouwde koker
als een soort huis met zich mee. Bij gevaar trekken ze zich erin terug. Zo beschermen
de kokers de kokerjuffers tegen vraat door bijvoorbeeld vissen of andere rovende
waterdieren. Als de kokerjuffers groeien maken ze hun koker groter. Omdat de
kokers belangrijk zijn voor de bescherming van de kokerjuffers onderhouden ze
de koker heel goed. Je kunt de soort aan de koker herkennen. De KOKERjuffers
danken dan ook hun naam aan de kokers.
Voor het maken en onderhouden van de koker bezitten kokerjuffers spinklieren. Het spindraad kun je vergelijken met draden van een spinnenweb. Bij de kokerjuffers zitten de spinklieren onder de mond. Ze pakken het bouwmateriaal voor de koker vast met hun 2 voorpoten en 'lijmen' het met spindraden aan elkaar. Deze 'lijm' is heel bijzonder, want het blijft goed plakken, zelfs onder water. Het aan elkaar 'lijmen' van een hele nieuwe koker kost ongeveer twee dagen.
Voor het bouwen van een koker gebruiken kokerjuffers het materiaal dat ze in het water vinden. Sommige kokerjuffers gebruiken zand, andere grind, en weer andere stukken blad, takjes en soms zelfs draadalgen of oude schelpen. Elke soort kokerjuffer heeft een eigen voorkeur voor een bepaald materiaal. Daarnaast bouwen sommige kokerjuffers hun koker volgens een specifiek bouwplan. De ene soort 'lijmt' kleine kiezels als puzzelstukken precies passend aan elkaar. Een andere soort bijt precies even lange stukken stengel van een waterplant . De stukken stengel worden in de lengterichting aan elkaar geplakt en daarna in een spiraal aan elkaar gelijmd. Zo ontstaat een spiraalvormige koker van kleine stukken stengel. Kokerjuffers in het onderzoek